Wat ik nog weet

Annie M.G. Schmidt

Zo rond haar tachtigste is Annie Schmidt gaan opschrijven ‘wat ze nog wist’ van haar Zeeuwse kinderjaren, en van haar jeugd. Te midden van rechtgelovige ‘landbouwers’, trouwe kerkgangers in zwart laken of met witte kap, groeide de kleine Anna op, die het maar niet kon laten zich een ‘stadsmeisje’ te voelen, een vreemde eend in de bijt. ‘Nee, we waren geen buitenmensen, we waren huismussen. De pastorie was een burcht waarin we ons veilig waanden tegenover de barre wereld van de landbouwers.’ Maar ook die grote, warme, vertrouwde pastorie waarin ze opgroeide, ontsnapte met zijn bewoners niet aan de scherpe observatie van de kleine Anna/Annie, die vaak meedogenloos is, soms ook van hartelijk medeleven getuigt.
Het precieze waarnemen, het kernachtig formuleren, het feilloos de vinger op de wonde leggen hebben Annie M.G. Schmidt (1911-1995), in combinatie met een unieke lichte toon en een groot gevoel voor humor, tot een van Nederlands bijzonderste schrijfsters gemaakt. Of zij nu schrijft over haar witkatoenen kinderjurkje met rouwsjerp, over de ongelovige dominee die haar vader was, over haar bikkelende vriendinnetjes of over haar diepgelovige verloofde Henk, de unieke toon van ‘Annie’, Nederlands meest geliefde schrijver van gedichten, cabaretteksten, liedjes en kinderboeken, is onmiskenbaar.