Mijn vader
liep ten einde,
trad buiten de oevers van zijn wil
mijn moeder liet hem kabbelen, klotsen,
en mijn broers voeren op hem,
deinden op de lange golven
van zijn verval,
visten naar de geheimen
die hij niet meer bezat,
lieten hem denken,
lieten hem niets meer onder woorden kunnen brengen
de avond viel
en zijn zon liet zich in hem onderdompelen,
liet hem koud en onafzienbaar worden,
zijn stormen gingen liggen
en zijn winter wenkte hem: hier! hier!
maar mijn vader sliep –
zijn meeuwen waren moe
en streken op hem neer.