Menno ter Braak schreef over Parade gaat door!:
‘De hoofdpersoon is volgens Van Eckerens eigen woorden “een ridder van de droevige figuur in een samenleving welke Don Quichote alleen al daarom voor een sprookje houdt wijl de ridderlijkheid in haar gelederen zoek is”. Willem van Weele Caers, zoon van het Kamerlid en de gewezen minister mr. Henri Willem van Weele Caers, is voorbeschikt tot de twijfel, tot het nadenken over de verhouding van God en Satan; een lid van een familie Buddenbrook, een Tonio Kröger van Nederlandse afmetingen.
Het boek is opgedragen aan de nagedachtenis van Carry van Bruggen; en deze opdracht lijkt mij (Menno ter Braak) eigenlijk veel typerender voor het dilemma dat Van Eckerens latere werk beheerst, en dat in wezen ook het dilemma is geweest van Carry van Bruggen; alleen zijn de temperamenten en de intellectuele functies bij Van Eckeren en Carry van Bruggen geheel verschillend. Echter: ook Carry van Bruggen is geëvolueerd van het realisme naar de “ideeënroman” (die zij trouwens is blijven beoefenen onder het pseudoniem Justine Abbing); en evenals Van Eckeren is zij er nooit in geslaagd, in haar romans althans, dat realisme volkomen overboord te werpen.’