Kind in de buurt

Willem Brakman

Het zat allemaal niet meer zo mee voor de kunstenaar Jan Oud, hij was wat vereenzaamd de laatste tijd, de gloed van zijn jonge jaren was gedoofd en zijn knoken voelden als glas. Door de muze werd hij nog maar zelden bezocht, zijn nageslacht deed zijn borst niet zwellen en in de dood berusten, het uitzicht werd kleiner en kleiner. Tot er iets onverwachts gebeurde; hij kwam weer tot leven, waarachtig, het begon allemaal weer te stromen om en in Jan, hij zag weer kleur en lijn, het had weer zin om ergens over na te denken, om zich heen te kijken, want vanuit alles kon zijn meesterwerk hem aanstaren. Zijn hand, eertijds zacht en krachteloos, werd weer de hand van een maker en hij kon, wat zeer belangrijk was, het kleine weer vergroten. Er ontwaakte veel in hem; zijn gif, zijn rancune, zijn tederheid, egoïsme, haat; het was een herrijzenis om vreugde aan te beleven. Alleen, hij bleef zich wel eenzaam voelen en dat viel tegen. Het was een koud gevoel ergens bij de ruggengraat en diep in de bulk, daar waar het bij andere mensen juist zo warm is. Er dreef ook veel mee in de creatieve stroom wat niet ter zake deed, zoals bij voorbeeld een lief vermoord meisje dat maar om hem heen bleef kolken en draaien. Toch nog een perversie zo laat op de avond? Lag zijn toekomst in de bosjes, betrapt door buurtbewoners, opgespoord, aangehouden, voorgeleid, in verzekerde bewaring gesteld? Wie weet – maar een beetje warm werd hij er wel van, precies op dat plekje. Daar lag ook troost en hoop, maar dan van een andere orde. Hij verdiepte zich in de moordenaar die toen wel heel erg warm moest zijn geweest, hij gunde hem wel en hij gunde hem ook weer niet de moord, hij speelde hem, leende hem even uit een droom, was hem. Een warm gevoel maar gesmokkeld, begeerte, zeker en helaas, maar ook iets van deernis doemde op in de verte. Een wat krachteloos, ouderwets woord dat niet zo makkelijk is te vervangen. Aan de echtheid is hij dan te gronde gegaan, niet aan die deernis want die kon hij niet opbrengen maar aan de echtheid van zijn verdriet over dat onvermogen.