Er zijn waarschijnlijk nooit zoveel beroemde schrijvers en journalisten uit de hele wereld onder één dak bijeen geweest als in Neurenberg in 1946. Zij kwamen verslag uitbrengen van de processen die er werden gevoerd tegen de kopstukken van het naziregime. Maandenlang woonden en werkten ze in kasteel Faber-Castell, eigendom van een adellijke Duitse familie. Overdag luisterden ze in de rechtbank naar de gruwelen van de Holocaust, ’s avonds werd er in het kasteel gediscussieerd, gedanst, geschreven, gewanhoopt, geflirt en gedronken.
Erich Kästner was in Neurenberg, net als Erika Mann, John Dos Passos, Willy Brandt, Rebecca West en Alfred Döblin. Augusto Roa Bastos kwam over uit Paraguay, Xiao Qian uit China. In de microkosmos van kasteel Faber-Castell kwamen Joodse en communistische schrijvers samen met vertegenwoordigers van westerse mediaconcerns en extravagante sterverslaggevers. Terwijl ze in de diepe afgrond van de recente geschiedenis keken en nadachten over schuld, verzoening en gerechtigheid veranderde niet alleen hun visie op de mensheid, maar ook die op hun eigen werk. In Het schrijverskasteel, dat in Duitsland al maanden in de bestsellerlijsten staat, vertelt Uwe Neumahr hun even meeslepende als aangrijpende verhaal.