Een man is op zakenreis door Italië. Hij is op de kwetsbare leeftijd waarop de vraag ‘wie ben ik’ zich opdringt en een crisis veroorzaakt. Dertien dagen en nachten waarin hij tot het besef komt dat identiteit een kwestie van keuze is.
Een veteraan uit de Spaanse burgeroorlog en zijn gelovige vrouw, een politieofficier de burgemeester van een dorp in de Appennijnen, een joodse concertviolist op tournee, een niet zo erg vrome priester en een heel erg katholieke abt: al dan geen afsplitsingen van zijn eigen persoonlijkheid, verschaffen ze hem de inzichten die hem tot een kernuitspraak brengen tijdens een nachtelijk maal in de abdij van Monte Oliveto:
‘De priester ging aan tafel zitten. Hij wierp Lasser een veelbetekenende blik toe en knikte.
“Nu weten wij, u en ik, wie u bent,” zei hij.
“Nee,” zei Lasser. “Wij weten hoogstens waartoe ik mij bekend heb.”’
Een complexe roman, die de essentiële vraag naar de eigen identiteit, zoals ieder mens die zich op een gegeven moment stelt, extra dimensies verleent.