C.O. Jellema’s dichtbundel De schaar van het vergeten heeft een motto meegekregen van de Deense wijsgeer Kierkegaard, waarin onze faculteit dingen te vergeten vergeleken wordt met een schaar, die afknipt wat we niet nodig hebben. Kierkegaard voegt daaraan toe, dat de herinnering de supervisie erover behoudt.
Zowel de herinnering als het vergeten spelen in De schaar van het vergeten een grote rol. De rol van het vergeten is natuurlijk een sine qua non: zonder vergeten is de werkelijkheid een chaos waar we niets mee aan kunnen vangen; alleen als we het grootste deel van onze indrukken na korte of langere tijd vergeten, kunnen we greep krijgen op de wereld om ons heen. De herinnering, als supervisor, maakt de selectie, bepaalt de bruikbaarheid van een en ander en laat de dingen voor ons geestesoog opdoemen.
Die supervisor lijkt, zo beschouwd, wel een beetje op een dichter, en, meer in het bijzonder, op een dichter als C.O. Jellema. Ook hij laat heel veel weg, en brengt alleen naar voren wat in zijn constellatie bruikbaar is. Bijzonder duidelijk is dat bijvoorbeeld in het gedicht ‘Uitzicht op Heidelberg’, waarin de woorden ‘uitzicht op herinnering’ aangeven waar het werkelijk om gaat. Het heden, het vroeger meegemaakte en zelfs het verleden van een verre voorouder zijn onder het oog van de supervisor gebruikt als vindplaats van materiaal; van de brug over de Neckar gezien schuiven knipsels uit ver en nabij verleden met in de toekomst uit te knippen stukken van het heden ineen tot een nieuw geheel. Tot een gedicht.