De opstandeling

Willem Brakman

De opstandige heeft tot onderwerp het menselijk onvermogen om illusies te integreren in de werkelijkheid.
Als Stein de jonge vrouw Til ontmoet, projecteert hij in haar zijn ideaalvrouw; het leven, meent hij, heeft eindelijk aan de wat onwezenlijke verschijning, waarmee hij in zijn verbeelding ontrouw pleegde, een reële gestalte gegeven. Hij gaat met Til een verhouding aan, maar in de ontwikkeling daarvan openbaart zich het dubbelzijdige karakter van Steins ideaalprojectie, want het zijn minder de teleurstellingen waarmee de eigenschappen en gedragingen van Til hem confronteren als wel het wonderlijk menselijk vermogen de eigen bepaaldheid in geïdealiseerde zelfprojecties te overschrijden, die Stein tot zijn eigen tegenspeler maken. Het is zijn verbondenheid aan het onvervreemdbaar eigene die hem ook in deze nieuwe liefdesrelatie een kritisch-waakzaam gedragspatroon oplegt, dat hem evenzeer van zijn eigen ideaalbeeld vervreemdt als van zijn geïdealiseerde vrouwprojectie. In feite is Stein in deze buitenechtelijke verhouding nog minder wezenlijk aanwezig dan in de gewoontevormen van zijn huwelijksleven. Zijn gespletenheid ervaart hij aan zijn dubbelrol van geobsedeerd minnaar en gedesillusioneerd toeschouwer. Beseffend dat zijn aanleg hem heeft voorbestemd in elke liefdesverhouding zowel deelgenoot als buitenstaander te blijven, aanvaardt hij de consequenties van zijn echec; de ‘opstandeling’ tegen de te nauwe begrenzingen zoekt de weg terug naar zijn gezin.