In het najaar van 1994 gaf Gerrit Krol als gastschrijver aan de Rijksuniversiteit van Groningen een reeks succesvolle hoor- en werkcolleges. Die heeft hij voor deze bundel bewerkt, bekort en uitgebreid. Ze bestrijken het gebied van de grote drie: wetenschap, literatuur en filosofie.
Het leidmotief in deze colleges was dat – meer dan op andere gebieden – in de kunst en de wetenschappen het recht van de sterkste geldt. Kunstenaar, wetenschapper is hij die de kans weet te grijpen die het gelukkige toeval hem biedt. Het is het soort toeval dat, achteraf bekeken, de indruk geeft noodzaak te zijn: de enig mogelijke weg. In dit fatum kan men de hand van God zien.Maar het curieuze is dat ook de werking van het blinde, stomme toeval niet anders dan het werk van Zijn in ledigheid dobbelende hand kan zijn. Hoe zou je je het anders moeten voorstellen. Niemand immers die weet hoe het toeval werkt.