Alfred Kossmann (Leiden, 1922-Amsterdam,1998) begon zijn schrijverschap als dichter; later schreef hij vooral romans, reisverhalen en essays. Als prozaschrijver debuteerde hij met de roman De nederlaag, waarvoor hij de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs kreeg. Zijn werk werd daarna nog vele malen bekroond: hij ontving de Vijverbergprijs voor De smaak van groene kaas, de Libris Literatuur Prijs voor Huldigingen en de Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele oeuvre.
‘Het oeuvre van Kossmann tekent hem als een beweeglijke geest, die zich, in een lichtelijk ironiserend levensbesef, thuis voelt in de werkelijkheid van het heden, maar ook in de irreĆ«le wereld van de fantasie.’ De Groene Amsterdammer
titels:
De nederlaag (1950)
De bosheks (1951)
De moord op Arend Zwigt (1951)
Tegenspoed is niet te koop. Opera buffa (1953)
Apologie der varkens (1954)
De linkerhand (1955)
De hondenplaag (1956)
De bekering (1957)
De veldtocht en andere gedichten (1959)
De misdaad (1962)
Reislust (1963)
De smaak van groene kaas (1965)
Reisverhaal (1966)
Clownsreis (1967)
De vrouwenhaters. Drie verhalen (1968)
De architect (1969)
Gedichten 1940-1965 (1969)
De wind en de lichten der schepen (1970)
Martelaar voor een dagdroom. Over leven en werk van Leopold von Sacher-Masoch (1970)
Ga weg, ga weg, zei de vogel (1971)
Laatst ging ik spelevaren (1973)
De seizoenen van een invalide lezer (1976)
Weerzien van een eiland (1977)
O roos, je bent ziek (1979)
Geur der droefenis (1980)
Hoogmoed en dronkenschap (1981)
Een gouden beker (1982)
Drempel van ouderdom (1983)
In alle onschuld (1984)
Rampspoed. Novelle van de leraar (1985)
Slecht zicht (1986)
Duurzame gewoonten, of Uit het leven van een romanfiguur (1987)
Een verjaardag (1989)
Familieroman (1990)
Rotterdammer, zo ik iets ben (1993)
Huldigingen (1995)
De mannen waaruit ik besta (1999)