Amsterdam, 2011. Wanneer de oma van de zeventienjarige Annick acute leukemie krijgt en een beenmergtransplantatie nodig heeft, blijkt noch haar broer noch haar zus een match te zijn. Sterker nog, ze zijn niet eens verwant. Wanhopig op zoek naar een levende bloedverwant van haar oma duikt Annick in het verleden, daarbij geholpen door een vijftal koperetsen van Amsterdamse gebouwen – het enige jeugdbezit van haar oma – en de naam van de maker ervan: ene Emma B.
Amsterdam, 1943. Nadat de achttienjarige Emma getuige is geweest van een deportatie van Joodse mensen vanaf de Hollandsche Schouwburg, sluit ze zich aan bij het verzet. Ze legt zich toe op het vervalsen van persoonsbewijzen, vindt onderduikadressen voor twee jonge kinderen en raakt uiteindelijk betrokken bij de grootste bankroof ooit, vlak onder de neus van de bezetter.
Het lied van de merel laat op persoonlijke en tegelijkertijd universele wijze zien hoe kunst, ook wanneer we bijna onoverkomelijke tegenslagen ondervinden, onze belangrijkste reddingsboei kan worden.