‘Meneer Vermeulen, we hebben u vandaag al drie keer gedraaid!’ zei de begrafenisondernemer toen Bram Vermeulen in de rouwstoet voor zijn pas overleden moeder naar het Haags crematorium liep. Het nummer waarop de man doelde, was ‘De steen’, een van de onvergetelijke liederen
uit het rijke oeuvre van een van de beste singer-songwriters van Nederland.
Bram Vermeulen (1946-2004) was al beroemd als volleyballer, toen hij de nog onbekende Freek de Jonge meesleepte in het grote Neerlands Hoop-avontuur, waarmee het cabaret in de jaren zeventig volledig overhoop werd gehaald. Maar toen Freek zich abrupt afwendde om solo verder te gaan, viel Bram in een zwart gat – en het duurde nog jaren voordat hij zijn draai weer had gevonden. Niet als popzanger, niet als presentator van een spelshow bij Veronica, maar als de eigenzinnige artiest die liederen zong alsof zijn leven ervan afhing.
Tien jaar na zijn plotselinge dood, die dit najaar onder meer wordt herdacht met theaterhommages in Nederland en België, ontrafelt Bram het veelbewogen leven van de gangmaker, de spelverdeler en de grappenmaker, die een waarheidszoeker en een reïncarnatiegelovige werd.