Op een mistige septemberavond rijdt een man vanuit zijn woonplaats naar een ver gehucht waar hij ooit twee wonderlijke broers en hun ouders heeft gekend. Tijdens de rit denkt hij terug aan de bijzondere vriendschap die hij met deze broers, Roemer en Floris, heeft gehad. Roemer is een dichter met een uitgesproken mening over kunst en liefde. Een mentor met wie hij diepzinnige gesprekken voert.
Floris blijft aanvankelijk op afstand, maar ook met hem ontwikkelt zich gaandeweg een nauwer contact.
Dan gebeurt er iets waardoor de hechte band tussen de drie vrienden op het spel komt te staan.
In goed gedoseerde flashbacks schetst Paul Gellings een melancholisch portret van de vroeg gestorven broers, dat tegelijk een scherp en humoristisch tijdsbeeld oplevert van het kroeglopers- en kunstenaarsbestaan in een noordelijke stad.