Het is mogelijk de poëzie van Anna Enquist te lezen als een aanhoudend en verbeten verzet tegen het verstrijken van de tijd — en dat met de wapens van de taal. De titel van deze bundel geeft uitdrukking aan het besef dat het midden van de levensweg reeds gepasseerd is, dat het beslissende deel is aangebroken. Maar tot berusting leidt dat allerminst. Degenen die in haar gedichten aan het woord zijn, worden liever strijdend dan lijdzaam verslagen door de allesverpletterende dood: “Het mes maakt je hard”. De tweede helft mag dan wreed zijn en de dagen loodzwaar, de kracht en het genoegen om weerstand te bieden is onverminderd aanwezig: “En nu:/aan het werk. Het kan niet/anders, er moet gegeten worden.” Of elders: “Zij heeft nog stem. Zij laat zich/nog niet varen naar het feest.”
De landschappen die in De tweede helft worden opgeroepen zijn bars en zuinig als Hollands weer kan zijn. Daar schuurt water bij de stuw en waait wind die je de kop zal kosten. Een omgeving die past bij het opstandige temperament van de sprekers.
Poëzieminnend Nederland mag blij zijn met Anna Enquist.” – Jaap Goedegebuure