Thomas Mann (1875-1955) groeide op in Lübeck in een familie van kooplieden en verhuisde in 1893 naar München, waar hij letteren en economie studeerde. Na zijn eerste roman, het succesvolle Die Buddenbrooks (1901), dat vertelt van de langzame ondergang van een Lübeckse koopmansfamilie, wijdde hij zich volledig aan het schrijverschap. Der Tod in Venedig (1913) was een literair hoogtepunt. Na de Eerste Wereldoorlog trad hij uit zijn isolement, werd politiek geëngageerd en publiceerde de roman Der Zauberberg (1924), evenals ettelijke essays waarin hij zijn humanistische idealen besprak. Het mogelijke herstel van de relatie tussen Duitsland en Frankrijk was er daar een van. De publicaties, voorbeelden van Manns grote belezenheid en schrijfvaardigheid, leidden in 1929 tot de toekenning van de Nobelprijs voor de literatuur. In de jaren dertig besloot hij vanwege het groeiende inzicht in de zinloosheid van zijn politieke inzet te emigreren. Na een tijd in Zwitserland gewoond te hebben verbleef hij vanaf 1939 in de Verenigde Staten. Inmiddels had hij zich ontwikkeld tot een felle antifascist, hetgeen ook blijkt uit zijn roman Doktor Faustus (1947). Na de oorlog (vanaf 1952 was hij weer terug in Zwitserland) is er een aanwijsbare ‘ontspanning’ in zijn werk terug te vinden. In Der Erwählte (1951) en Felix Krull (1954) voeren het literaire en humoristische sterk de boventoon.