In veel romans van Hella S. Haasse vindt er iets plaats dat zich aan de waarneembare werkelijkheid onttrekt, maar dat wel de gang van zaken bepaalt. Ook in haar verhalen is dat vaak het geval. Is het de geheimzinnige, magische kracht van de natuur die aan de gebeurtenis een andere betekenis geeft? Of is er sprake van toeval, dat een ontwrichtende of juist een helende werking heeft?