In de vroege zomer van 2000 wordt de negenentwintigjarige Lucy wegens een overdosis een New Yorks ziekenhuis binnengebracht. Acht jaar daarvoor was ze verdwenen. Af en toe gaf ze een teken van leven door een ansichtkaart te sturen vanaf wisselende plaatsen in de wereld.
Haar zus Annie reist vanuit Zweden naar New York om bij haar bewusteloze zus te waken. Op aanraden van de behandelend arts vertelt Annie haar levensverhaal aan Lucy. Hun andere zus, Mimmi, stuurt per e-mail haar verhaal, zodat Annie ook dat voorlezen. Dit alles in de hoop dat Lucy het hoort en zal bijkomen. Beetje bij beetje wordt het beeld van de jeugd van de zussen en hun alleenstaande, hardwerkende moeder duidelijk. Een beeld dat ook bepaald wordt door de vriendinnen van de drie zussen, die door hun moeder steevast ‘de zussen van mijn dochters’ worden genoemd.