Toon Tellegen, geboren in een groot, oud huis op het Maarland, dicht bij het bastion aan de Noordpoort, in Brielle, begon toen hij de weg langzamerhand smaller zag worden ruimte te scheppen met zijn gedichten. Gedichten als verdelgingsmiddel van benauwenis en nodeloos verdriet.
Hij kijkt naar zijn leven als een ongelovige koorknaap: zijn poëzie komt voort uit twijfel aan alles waaraan hij mee moet doen.
Toon Tellegen heeft veel liefde voor de oude en verslagen mens, de kleine voorwerpjes op zijn bureau, John Donne, John Berryman, Pablo Neruda, en voor Afrika, waar hij drie jaar lang een gelukkige medicijnman was.
Regelmatig trekt hij zich terug, om zich af te vragen wat hem nu te doen staat. Waarschijnlijk zal hij bedenken dat meer poëzie moet volgen. Deze bundel is zijn debuut.