Het titelgedicht van Vromans nieuwe bundel heet voluit ‘Chaos, dierbare ondeelbaarheid?’, en sluit aan bij de moderne chaostheorie, waarin vanuit eenvoudige computermodellen al heel gauw iets op de uitdraai verschijnt dat precies op een chaos lijkt, en dat zich op een chaotische manier verder ontwikkelt bovendien. De vergelijking van dat soort modellen met bepaalde dingen in de werkelijkheid, zoals het op de iets langere termijn onvoorspelbare weer, ligt voor de hand, en van daar uit is het maar één stap naar onszelf toe. Die stap wordt door Leo Vroman natuurlijk gezet; op zijn speelse, soms quasi-didactische, dan weer quasi-sentimentele en, inderdaad, heel vaak ‘dierbare’ wijze komt hij tot zijn vorm van ondeelbaarheid: het onvolmaakte, licht chaotische en vaak zwaar ontroerende gedicht.