Margaretha Ferguson bracht haar jeugdjaren door in het voormalige Nederlands-Indië. Toch valt in deze verhalenbundel weinig te bespeuren van ’tempo doeloe’ – de goede oude tijd; alleen de eerste drie verhalen spreken van een zeker heimwee naar de Indische jeugd. De andere spelen zich af tijdens de Japanse bezetting en in de periode van ‘wij zijn Indië kwijt’.
Als in al haar werk komt ook in deze sfeervolle verhalen haar interesse in de wisselwerking tussen samenleving en individu duidelijk naar voren. Het vooroorlogse Indische society-leven, het vechten om te overleven in de kampen ze beschrijft het vanuit een zeer persoonlijke visie, en met een kritische en ironische blik, waarbij ze zelf niet buiten schot blijft. Verhalen die opvallen temidden van de ‘Indische literatuur’.