Een man doopt een cakeje in zijn thee, neemt een hap en herinnert zich opeens het stadje waar hij als kind zijn vakanties doorbracht. Veel meer gebeurt er niet in Combray, de ouverture van Swanns kant op, het eerste boek van Marcel Prousts megaroman Op zoek naar de verloren tijd. Ook in de vervolgdelen, Een liefde van Swann en Plaatsnamen: de naam, is de blik van de verteller hoofdzakelijk naar binnen gericht. Niet uiterlijke gebeurtenissen maar innerlijke associaties houden de tekst in beweging.
Met Kafka en Joyce is Proust een van de grote modernisten. Dat hij schrijft over de wufte wereld van het fin-de-siècle doet aan de radicaliteit van zijn schrijfwijze niets af. In deze nieuwe vertolking van Swanns kant op door het vertalersduo Martin de Haan en Rokus Hofstede klinkt zijn stijl in het Nederlands scherper, ironischer en suggestiever dan ooit tevoren.