Vincent in Den Haag

Theun de Vries

Op het einde van 1881 vlucht Vincent van Gogh, die dan nog geen dertig is, na een bittere liefdesontgoocheling, maar tevens met het koppige voornemen om zich door radicaal aanpakken tot schilder te vormen, naar Den Haag, waar de grote schilders Israëls, Mauve en de Marissen wonen en werken. Maar niemand haalt de schuwe, driftige zonderling met zijn eigenzinnige gedachtewereld binnen, te minder waar hij een zwangere vrouw van straat opraapt, om met haar te gaan samenwonen.
De honderden bladzijden tekst van de Haagse brieven en van latere brieven die betrekking hebben op deze anderhalf jaar met ‘Sien’ vormen als het ware het geraamte van dit boek, van dé roman over Vincent en Theo, Vincent en de kunst, Vincent en de vrouw…